Marianne Bulletin 159 – november 2008
Artikelen:
Bij de voorpagina – Machiel van der Velden
Twee opmerkingen bij de voorpagina
- Een mooie brief met een kleurrijke frankering en een aantal aardige stempels. Nadat Madagascar, Somalikust en de Franse Levant niet meer onder het gezag van de Vichy-regering stonden werd de luchtverbinding tussen Madagascar en de Levant via de oostkant van Afrika hersteld. Het stempel “France libre” getuigt daarvan. Verder nog een paar censuurstempels van Beirouth en je hebt een aardige brief. Dat vond de afzender, een postzegelwinkel in Beirouth ook en daarom heeft hij er een groot aantal gefabriceerd. Alle brieven zijn gestuurd naar de weduwe Medawar, de ene keer wonend op Reunion en de andere keer wonend op Mauritius. Maar, om met Multatuli te spreken, iedereen wist dat er geen weduwe Medawar was op Reunion. Maar goed, wanneer je een brief aangetekend verstuurt en hij kan niet bezorgd worden, dan komt die weer bij de afzender terug. Niets op tegen natuurlijk, maar met de frankering heeft de postzegelhandelaar het niet zo nauw genomen. Ik heb een aantal van deze brieven, alle aangetekend, maar met een steeds wisselende frankering. Voor de afwisseling heeft hij ook nog een aantal brieven laten versturen door kapitein Thoreau. Die brieven hebben dus militaire zegels en militaire stempels (B.C.M.-1 = het militaire postkantoor van Beirouth).
- Wij hebben binnen onze vereniging verscheidene leden die Franse brieven in hun collectie hebben. Een voorzichtige schatting zegt mij dat een kwart van hen ook een computer en een scanner heeft. Is het te veel gevraagd om eens een brief te scannen (300dpi), twee of drie regels commentaar te schrijven en mij dat per e-mail toe te zenden? Met tien van die mailtjes kan ik weer een paar jaar vooruit. De vereniging is er niet alleen voor u, maar de vereniging is ook van u.
AOF (5) Bénin/Dahomey/Bénin – Otto Verkoren
De Fransen begonnen de koloniale verovering van West -Afrika vanuit de zgn. comptoirs, d.w.z. kleine, verspreide, handelsnederzettingen aan de kust. Vandaaruit werd het binnenland veroverd, waarbij langzaam maar zeker gestalte werd gegeven aan “Afrique Occidentale Française” (AOF). Dit zeer uitgestrekte West-Afrikaanse gebied bestaat uit acht koloniën. Daartoe behoorde ook de kolonie Bénin (later Dahomey), dat gesitueerd was tussen het Britse Nigeria en het Duitse Togo. In dit vijfde stukje over de (post)geschiedenis van AOF wordt het zoeklicht gericht op Bénin/Dahomey.
Comptoirs aan de kust
Het kustgebied van Bénin was al vroeg een belangrijke schakel in de slavenhandel tussen West-Afrika en de Amerika’s. De stad Ouidah (Whydah) in het westelijke kustgebied van Bénin, was lange tijd hét handelsknooppunt van de “Côte des Esclaves”, zoals de Fransen het gebied aanduidden.
Diverse groepen Westeuropese handelaren hielden zich op in Ouidah en zij verdienden heel wat geld aan de slavenhandel, waarvoor zij jaarlijks “belasting” betaalden aan de “gouverneur” van het inheemse koninkrijk.
Ondanks de vroege aanwezigheid van West-Europese handelaren, zou het tot ver in de negentiende eeuw duren voordat Bénin koloniaal werd ingelijfd. Het waren de Fransen die daarbij aan het langste eind trokken. Dat viel overigens niet mee: niet alleen bleek het niet zo eenvoudig om de verschillende inheemse leger-eenheden te verslaan, maar ook de Britten maakten het de Fransen lastig en zelfs de Portugezen (die oude aanspraken op Ouidah trachtten te verzilveren).
Nadat Bouet-Willaumez (1851) in het kustgebied van Bénin een verdrag had afgedwongen van de inheemse vorst ter plaatse, wisten de Fransen hun greep op het gebied geleidelijk te versterken. Zo ontstond er een keten van Franse comptoirs in het kustgebied, van Ouidah (vlakbij Togo) tot Porto-Novo (dichtbij de grens met Nigeria) met o.a. Grand-Popo, Petit-Popo, Porto-Séguro en Cotonou ( in het begin ook wel Kotonou) daartussenin.
Veranderende namen
Na verloop van tijd werden de comptoirs en hun omliggende territoria samengevoegd tot de Etablissements du Golfe de Guinée, een gebied dat onder het bestuur van Gabon werd geplaatst (1883). Dankzij de Franse opmars breidde dit gebied zich langzaam maar zeker uit in noordwaartse richting. In 1892 veranderde het gebied van naam (nl. in Etablissements Français du Golfe de Bénin) en werd het losgemaakt van Gabon en toegevoegd aan Senegal (de Franse kolonie “Rivieres du Sud” (waaruit later Guinee Française zou ontstaan). “Côte d’Or” (het latere Ivoorkust) werd eveneens onder het bestuur van Senegal geplaatst. Maar de drukinkt van dit besluit was nog niet droog, toen in 1893 al weer besloten werd om “Bénin” los te maken van Senegal en om het te verzelfstandigen binnen het Frans-koloniale bestel als “Dahomey et Dépendances”, later tot “Dahomey” (1899).
Aangenomen wordt, dat er in het prille Franse kustgebied van Bénin al op bescheiden schaal gebruik is gemaakt van de vroege koloniale Sage-emissie. In dit verband stelt de Dallay-Catalogus voorzichtig dat “….- quelques timbres “Sage” de France ont pu être amenés et utilisés par des résidents…..”. In 1890 verschenen in Bénin de eerste waarden van de bekende emissie (1881), de laatste emissie van de reeks “Algemene Koloniën”. Er zijn Alphée Dubois afstempelingen bekend, van postkantoren uit de “Béninse” comptoirs, o.a. van Cotonou, Grand-Popo en Porto-Novo. Echt schaars zijn ze waarschijnlijk niet (zij zijn ook niet zó duur), maar ze lijken vooral vast te zitten in verzamelingen en maar weinig te circuleren. Vanaf 1892 verschenen de Alphée Dubois- zegels met de opdruk BÉNIN. Dat was een gevolg van een koloniale richtlijn, die een einde moest maken aan de lucratieve particuliere handel (van vooral zeelieden?) in postzegels tussen de Franse koloniën. Sommige van deze BÉNIN-opdrukken zijn wél zeldzaam.
Ze gaan dan ook voor forse prijzen van de hand, zoals onlangs nog bleek bij Behr in Parijs.
In 1893 werden de BÉNIN-opdrukken vervangen door de (eerste serie van de) Groupe Allégorique, met de legenda “Golfe de Bénin”. In 1894 werd die legenda vervangen door “Bénin” en in 1899 kwamen er Groupe- zegels op het tapijt met de legenda “Dahomey et Dépendances”. In de bekende serie Faiderbe/- Ballay/Palmiers zou die legenda vervangen worden door “Dahomey”.
Op naar het Noorden
Ondanks de bestaande verdragen hadden de Franse gebiedjes in de kuststrook van Bénin nogal eens te lijden onder militaire overvallen. M.n. Koning Behanzin, had weinig boodschap aan het akkoord dat zijn vader (Koning Glé-Glé) had afgesloten. Nadat zijn leger aan het brandschatten was geslagen, stuurden de Fransen kolonel Dodds met een expeditiemacht. Het leger van Béhanzin werd verpletterd en Abomey (hoofdstad van het koninkrijk) werd door de Fransen veroverd, waarbij Koning Béhanzin werd gedeporteerd.
Daarna zetten de Fransen de pacificatie van het land met kracht door, een proces dat “gemakkelijker” werd nadat er afspraken waren gemaakt met de Duitsers en de Britten over het verloop van (de zuidelijke) grenzen met de buurlanden Togo en Nigeria. Over het verloop van de noordgrens bestond geen duidelijkheid. Daar ontstond dan ook spoedig een wedloop tussen de koloniale machten. De Fransen , zagen zich genoodzaakt om vanuit Centraal- Dahomey op te rukken, óók om de Britten en de Duitsers in dezen de wind uit de zeilen te nemen. Na allerlei politieke en militaire strubbelingen veroverden de Fransen uiteindelijk in het noordoosten de regio Gourma en in het noordwesten een stukje van de het, aan Nigeria grenzende, Bornu. En daarmee was een belangrijk Frans doel bereikt: Dahomey was “verbonden” met het Franse militaire gebied Niger én met Haute Sénegal et Niger!
In de wandeling bestond kolonie Dahomey uit twee stukken: het oude “Bas-Damomey” in het zuiden en het nieuwere “Haute-Dahomey” in het noorden.
Terwijl de administratieve (en postale) structuur van Bas– Dahomey al snel vrij stabiel was, is is heel wat “gerommeld” met Haute-Damomey, waarbij verschillende territoria (tijdelijk) zijn toebedeeld aan omliggende Franse koloniën. Zo ging een deel van Haute Dahomey naar Niger, terwijl een ander deel naar Haute Sénegal et Niger ging. Uit deze periode zijn enkele zeldzame brieven bekend, met afstempelingen, die deze administratieve veranderingen illustreren. De “France & Colonies Philatelist” heeft daar o.a. aandacht aan besteed.
Het postnetwerk
Lange tijd is de ontwikkeling van het postnetwerk in Benin/ Dahomey goeddeels beperkt gebleven tot het zuidelijke gedeelte van het land. Aanvankelijk ging het daarbij vooral om de militaire post, bekend van de afstempelingen met “ CORR D’ARMEES” of “CORRESPce MILITAIRE”. In 1893 werd een begin gemaakt met de ontwikkeling van een intern postnetwerk, vermoedelijk op initiatief van Generaal Dodds (wiens leger Koning Béhanzin versloeg). In het kustgebied met zijn vele lagunes en riviermondingen ontstond een stelsel van “courriers lagunaires”, met kano’s en kleine zeilschepen, later ook met enkele stoomboten. Met de aanleg van de spoorwegen en de telegraaflijnen breidde het postnetwerk zich snel uit naar het noorden. De treintrajecten ontwikkelden zich tot de ruggengraat van het postverkeer, waarbij de treinpost herkenbaar was aan de zgn.“Convoyeurstempels” , zoals bijv. Cotonou á Bohicon/ Bohicon á Cotonou, of Cotonou á Ouidah/Ouidah á Cotonou. Aansluitend op het railvervoer werd steeds meer gebruik gemaakt van postlopers, die te voet en estafettegewijs post van postkantoor naar postkantoor brachten. Pas veel later, nl. de komst van het wegverkeer, zou de betekenis van de “Poste par Pieton”. afnemen. Het veilinghuis Marsanoux in Lyon bood onlangs een brief aan, die uit Konkobiri (Noord-Dahomey) was verstuurd naar Bordeaux, met zeven verschillende aankomst- stempels van postkantoren aan de Poste- par-Pietonroute”. Een prachtig mooi stuk, dat wegging voor een stevige prijs (waarbij ik “jammer-maar-helaas” te horen kreeg).
Het zou enige tijd duren voordat er in Benin/Dahomey sprake was van meer of meer reguliere postverbindingen van en naar het buitenland.
Volgens sommige bronnen werd post aanvankelijk vanuit Benin, over het water, naar Nigeria gebracht, om met Britse schepen eerst naar Engeland te worden vervoerd. Naar verluidt, kon het meer dan een maand duren voordat post uit Cotonou was aanbeland in Lagos (Nigeria). Daarbij kwam het in het begin overigens ook wel voor dat de Koning van Dahomey de bestaande wegen liet afsluiten en verkeer verbood, zodat “…..les communications ont été interrrompues pendant un mois” (C. Bouérat). Later zouden Cotonou en Porto Novo worden opgenomen in het netwerk van de Franse pakketvaarten op resp. Marseille (Fraissinet) en en Bordeaux (Compagnie des Chargeurs Réunies), een tocht die plm. 23 dagen duurde.
Een opvallende rol was weggelegd voor de postverbinding met Togo, ook in de tijd dat het nog een Duitse kolonie was. Het telegraafnetwerk van Dahomey werd al vroeg verknoopt met dat van Togo, er ontstond een geregelde postverbinding met postlopers naar de Togolese grens en een aansluitende, door de Duitsers georganiseerde voetpostdienst naar Lome, de Hoofdstad van Togo. Uiteindelijk zou de Duitse Woermann Linie worden geïncorporeerd in het postverkeer van en naar Dahomey, gebruikmakend van het feit dat de vertrek- en aankomstdata van de Duitse lijn precies tussen die van de Franse pakketvaartmaatschappijen invielen. Er is dan ook heel wat internationale post uit/naar Togo, die via Dahomey liep, of post van en naar Dahomey die via Togo naar Europa ging.
Nadat het Frans-koloniale bestuur betrokken was geweest bij zo’n twintigtal emissies werd de kolonie in 1944 postaal onderdeel van Afrique Occidentale Française (AOF).
In 1960 werd Dahomey onafhankelijk als de République du Dahomey. De jonge staat maakte een woelige periode door, met in 1975 de naamsverandering in République du Bénin.
Op de vleugels van het zgn. Afrikaanse Socalisme is het land ook nog enige tijd een “Volksrepubiek” geweest, met emissies van de “République Populaire du Bénin”( aanvankelijk ook in de vorm van opdrukken op vroegere series). Het socialistische avontuur is inmiddels weer voorbij. Het land heet weer “République du Bénin”, heeft een indrukwekkende productie van postzegel- emissies, waaronder een schier eindeloze reeks van opdrukken op hergebruikte series, in vele, vele varianten. En dat zou op zichzelf al weer een avontuurlijk verzamelgebied kunnen zijn. Maar ik beperk mij liever tot het afgesloten, koloniale tijdperk.
Bovenstaande brief werd tien jaar geleden voor fl. 40.000 te koop aangeboden.
Uit de oude doos (2) – Machiel van der Velden
Iedereen die Frankrijk verzamelt weet van de beroemde ballonpost, de brieven die in de Frans-Duitse oorlog van 1870/71 vanuit Parijs werden vervoerd en de meesten van ons zullen ook wel eens gehoord hebben over de duivenpost, die in dezelfde oorlog functioneerde. De ballonnen namen vanuit Parijs postduiven mee die dan later weer met kleine berichten naar Parijs konden terugkeren. Ik denk echter dat niemand van onze leden zo’n pigeongramme in zijn collectie heeft.
Het idee om duiven te gebruiken om berichten te versturen is echter geen uitvinding uit de oorlog van 1870, maar is reeds vele eeuwen ouder. Zelfs de Grieken en Romeinen schijnen al een duivenpost te hebben gehad. In de Echo de la Timbrologie van 1910 staat een aardig artikel over de duivenpost in de 12e eeuw, die rond 1148 opgezet was door sultan Noureddin. Cairo bezat via de duiven luchtlijnen naar o.a. Alexandrië, Opper-Egypte, Damiette, Jeruzalem, Damascus, Port-Said en Beiroet, maar ook in andere delen van het Osmaanse rijk werden duiven ingezet om berichten te verzenden. Over het algemeen vielen de duivenroutes samen met die van de paardenpost, waardoor duiven die een bepaald parcours hadden afgelegd weer terug konden worden gebracht naar hun uitgangspunt. Muildieren uit de stallen van de sultan zorgden er voortdurend voor dat de duiven op de goede plaats aanwezig waren. Deze duiven, getraind voor de lange afstand, werden, volgens het artikel, hawadi genoemd. Ze waren blauw van kleur en op de bek en de poten was een bepaald teken aangebracht waardoor ze direct als “koninklijke” duiven herkenbaar waren. Uiteraard waren de verstuurde berichten zo klein mogelijk en er waren strikte regels opgesteld hoe men moest handelen indien men een verdwaalde duif vond. Voor de zekerheid werd een bericht altijd twee maal verstuurd met een tijdsverschil van twee uur. Volgens berichten uit die tijd waren er alleen al rond Cairo ruim 1900 duiven in dienst. De duivenpost werd zo belangrijk geacht, dat er zelfs een kooi met duiven meeging, wanneer de sultan op reis of op jacht ging, zodat er steeds, indien nodig, een telegram naar een andere plaats in het grote rijk verstuurd kon worden.
Van het jaar 1280 is bekend, dat de sultan, dank zij een duiventelegram op tijd met zijn leger aanwezig was om met succes een inval van de Tartaren af te slaan. Vanaf de 13e eeuw gaat deze postdienst echter snel achteruit, maar toch bestonden er in Egypte in de 15e eeuw nog restanten van deze eens zo florerende manier van telegrambezorging.
In dezelfde jaargang (1910) van de Echo maakt iemand zich kwaad over de nieuwe uitgaven met toeslag. De eerste echte zegels met toeslag werden al in 1897 in Nieuw Zuid-Wales uitgegeven en daarna waren er mondjesmaat andere landen gevolgd.
Nederland kwam bijvoorbeeld in 1906 met de zegels ten bate van de tbc-bestrijding. Vanaf 1910 komt echter de grote stroom van toeslagzegels op gang met ondermeer uitgaven van België en Italië. De schrijver stelt dan, en mijns inziens terecht, dat het grootste deel van deze toeslag opgebracht wordt door filatelisten. Wij zien dat bijvoorbeeld ook in Nederland. De jaarlijkse kinderpostzegels worden nog wel door veel mensen gekocht, maar de zomerzegels belanden eigenlijk alleen maar in de stockboeken van de verzamelaars. Filatelisten geven dus een onevenredig groot bedrag uit aan goede doelen. Ik ga ook maar eens overwegen om een deel van mijn verzameling als aftrekpost op te voeren bij mijn belastingopgave. Als het lukt zal ik daar melding van maken.
In de Echo van 1912 staat een aankondiging voor de internationale postzegeltentoonstelling die in 1913 in Parijs gehouden zou worden. Het complete tentoonstellingsreglement wordt afgedrukt en daarin staan een paar zaken, die mij opvielen. De tentoonstelling zal worden ingedeeld in 22 klassen en daarbij staat o.a. de aparte klasse voor fiscaalzegels en een andere klasse voor stadsposten. Zover mij bekend zijn de fiscaalzegels nog niet zo lang geleden officieel als tentoonstellingsobject toegelaten. Nu blijkt dus echter, dat ze opnieuw zijn toegelaten. En ik meen dat stadsposten op dit moment niet gejureerd worden. Ook aardig vond ik de opmerking, dat bij het tentoonstellen van complete albums de mooiste bladzijde het eerst getoond moet worden. De tentoonstellingscommissie zorgt er dan voor, dat er elke dag een andere bladzijde open ligt. Op de tentoonstelling Itep van 1952 heb ik trouwens ook nog complete albums gezien.
Ik ben benieuwd wat ik de volgende keer aantref in de oude doos.
Uit de tijdschriften – Machiel van der Velden
Op de laatste bijeenkomst zijn er opmerkingen gemaakt over het feit, dat de Franse post overgestapt is op een afschuwelijk soort stempel, waardoor de vlaggen en de plaatsnaamstempels verdwenen zijn.
In Timbres Magazine van september vertelt een briefschrijver ook over deze materie. Deze man was gewoon om met zijn filatelistisch gefrankeerde brieven naar het loket te gaan met het verzoek alles mooi af te stempelen. Tot zijn verbazing vertelde de lokettiste dat zulks niet meer mogelijk was. Hij hield echter vol en de guichetière was zo vriendelijk naar haar baas te gaan. Volgens deze baas, de receveur, waren dit weliswaar de nieuwe regels, maar wanneer een klant er op stond, dan zouden de brieven nog ouderwets een mooi rond stempel kunnen krijgen. Dit kan ook voor sommigen van u belangrijk zijn om te weten. Overigens moet worden opgemerkt, dat de receveur niet voor 100% zeker was of hij juist handelde. Intussen komen er volop klachten van de Franse filatelisten bij Phil@poste binnen. U moet dus maar afwachten wat het vervolg zal zijn. Naar aanleiding van vele vragen over deze nieuwe afstempelingen staat in het oktobernummer van Timbres een lijst met de gebruikte nummers van deze stempels. U vindt deze lijst onderstaand. Wie kan hier meer over vertellen?
In het septembernummer staat verder nog een artikel over de sportserie van 1953, een beetje verlaat uitgegeven voor de olympische spelen van een jaar eerder. Dan nog een artikel over de boekjes met “par avion”- stickers.
Aangezien vrijwel niemand die verzamelt, blijken die boekjes erg schaars te zijn. Wanneer u ze nog niet verzamelt, dan zou ik het maar bij de postzegels houden. Tenslotte het vervolg op het verhaal over de vroegste filatelie van Ivoorkust.
In het oktobernummer een artikel over de achtergronden en verdere bijzonderheden van de Art Deco-serie van 1925. Wie door het artikel van Leo de Kaper ook verliefd is geworden op de Marianne des Français, kan in het oktobernummer nog vele nieuwe(?) details vinden. De koloniënverzamelaars kunnen in dit nummer een verhaal lezen over de derde grote serie van Oceanië.
In les Feuilles marcophiles (nr 334) staat o.a. een aardig verhaal “Over buskruit gesproken”.
In 1792 was Frankrijk in oorlog geraakt met de rest van Europa en daarom werden in 1793 300.000 man onder de wapenen geroepen en nog eens ruim 200.000 man als reserve bestempeld. Nu ligt het voor de hand, dat een soldaat een wapen en munitie nodig heeft. En juist daaraan was een groot tekort. Import was onmogelijk door de blokkade die Engeland en Rusland ingesteld hadden. Zoals velen van u op school geleerd hebben, is voor de fabricage van buskruit salpeter, zwavel en houtskool nodig, maar ook daaraan was een groot gebrek. De hele bevolking van Frankrijk werd nu opgeroepen om mee te helpen. Vochtige kelderruimten moesten worden afgekrabd, omdat het schraapsel de basis voor salpeter kon vormen. As moest worden bewaard, omdat het kon dienen voor het raffineren van de salpeter en in de tuinen moesten seringen worden geplant, omdat het seringenhout de beste koolstof leverde.
Natuurlijk gaat het artikel vooral over de stempels die door het bureau “buskruit”gebruikt werden, maar deze inleiding vond ik erg aardig. Het land is in nood! (oorlog, kredietcrisis enz.) Plant een seringenboom!
L’écho de la timbrologie besteedt vaak aandacht aan de randverschijnselen van de filatelie. Zo staat in het septembernummer een artikel over de eerste jaren van de UPU, de Wereldpostunie, toen nog UGP geheten. (Union générale des Postes). En in het oktobernummer gaat het ondermeer over de « Mougeottes » en de “Simyanettes”, twee woorden, die u vergeefs in het woordenboek zult zoeken. Het betreft namelijk de smeedijzeren brievenbussen, die respectievelijk door Leon Mougeot en Julien Simyan zijn ingevoerd, toen zij aan het begin van de twintigste eeuw onderminister voor de PTT waren. U kunt deze brievenbussen nog bewonderen in het Parijse postmuseum. Ook hiervan zou ik zeggen: ga ze niet zelf verzamelen.
Tenslotte: Postillon, het blad van de Duitse vereniging van Frankrijkverzamelaars. Een prachtig nummer, dat voor het grootste deel gevuld wordt door een rijk geïllustreerd artikel over het type Blanc, zoals die gebruikt werd in de Franse buitenlandse kantoren. Verder een aardige inleiding op de Franse kolonien met een aantal overzichtelijke schema’s hoe deze kolonien met elkaar samenhangen. “Für Einsteiger” staat er boven, dus er is ook aan jou gedacht.
Het hoe en waarom van moderne Franse postzegels – Cees van Rantwijk
Bateaux célèbres
Op de zegels worden beroemde fregatten afgebeeld: Astrolabe, Boussolle, Grande Hermine, Boudeuse, Hermione en Confiance.
Jacques Cartier voer met La grande Hermine op 19 mei 1535 weg uit Saint-Malo. Op 7 juli kwam het schip aan op het Vogeleiland bij Newfoundland. In de loop van de maanden werdem de nederzettingen Montréal en Quebec ontdekt en liep het schip vast in het ijs. De bemanning overwinterde in de buurt van de rivier Sainte-Croix. Een groot deel van de bemanning kwam om het leven door de kou of scheurbuik. La grande Hermine slaagde erin in juli 1536 in Saint-Malo terug te keren.
Bougainville verliet Brest op 15 december 1766 aan boord van de Boudeuse. Het fregat bereikte Zuid-Amerika, passeerde de straat van Magellan, bereikte Tahiti, ontdekte het eiland Samoa en keerde terug in de haven van Saint-Malo na een tocht van twee en half jaar. In 1771 tekende Bougainville zijn ontdekkingen op in zijn boek “Les Voyages autour du monde” waarvoor hij veel waardering oogstte.
In de ochtend van 1 augustus 1785 verlieten de Bousolle en de Astrolabe Brest. Lodewijk XIV had de bestemming van deze ontdekkingsreis toevertrouwd aan Graaf de La Pérouse. Het neusje van de zalm aan wetenschappers had ingescheept. Na een tussenstop in Brazilië, rondde de expeditie Kaap Horn en voer stroomopwaarts langs de Amerikaanse kust waarna het spoorloos verdween. In 1826 ving een Ierse zeeman bij de Salomonseilanden de eerste tekenen van de schipbreuk van twee schepen op. Op Vanikoro, een van de Salomonseilanden, waren meer bewijzen te vinden. Dumont d’Urville, een Franse ontdekkingsreiziger, op de hoogte van deze geschiedenis, nam de laatste overlevenden van de expeditie La Pérouse mee en localiseerde de Astrolabe. Hoe ironisch kan de geschiedenis zijn. Zijn schip, de Coquille, werd voor deze missie omgebouwd tot strolabe.
De Hermione werd in verband gebracht met de Amerikaanse Vrijheidsoorlog. In 1780 koos het schip het ruime sop met de jonge markies La Fayette aan boord. Gemandateerd door de koning, met het doel hulp te bieden aan de opstandelingen en aan generaal Washington.
Het roemruchte fregat van de vrijheid werd in Rochefort omgebouwd en kreeg voor de eerste keer een oorlogsbestemming.
De Confiance dankt zijn erkenning aan zijn onverschrokken kapitein, de zeerover Robert Surcouf. Hij werd geboren in 1773 in Saint-Malo, werd op zijn dertiende matroos. Op zijn twintigste voerde hij voor de eerste keer het commando over een schip op zijn twintigste en ontwikkelde zich steeds verder. Op 7 oktober 1800 schreef hij, als gezagvoerder van de Confiance, geschiedenis door de Kent te overmeesteren, een Brits schip dat drie keer zo groot en beter bewapend was dan zijn schip.
De zegels zijn op 23 juni 2008 in de vorm van een bloc uitgegeven in de rubriek “themaverzamelingen”.
Ontwerp: Michel Bez en Jacky Larrivière. Gravure: Jean- Paul Cousin. Drukvorm: héliogravure.
Le cirque
Op de zes zegels worden de jongleur, de dompteur, de acrobate, de witte clown, de trapezewerker en de clown August afgebeeld.
De grootste arena van het Romeinse Rijk was het beroemde Circus Maximum. Al 500 jaar v. Chr. genoten de toeschouwers hier van wagenrennen en gladiatoren. De geschiedenis van het circus zoals we dat nu kennen, begint in Engeland in 1770. Een Engelse sergeant, Philip Astley, vertoonde toen zijn kunsten op paarden met een tribune eromheen. In 1774 ging hij met zijn circus naar Parijs en had daar veel succes. In de 19e eeuw ontstonden er in Engeland en Frankrijk overal circussen. Vaak waren het complete families die een eigen circus oprichtten. Zo was er in Frankrijk het circus Franconi en in Engeland het circus van de gebroeders Sanger. In Amerika ontstond het eerste circus rond 1830. Hier werden wilde dieren, zoals leeuwen en tijgers in het circusprogramma geïntroduceerd. In het begin van de 20ste eeuw ontstonden de grote circussen in Europa zoals Knie en Krone. In Nederland waren Carré en Van Bever de grote namen. Na de Tweede Wereldoorlog werd Boltini het bekendste circus.
De zegels zijn op 23 juni 2008 uitgegeven in het thema “beroemde personen”. De zegels zijn ook uitgegeven in de vorm van een speciaal bloc.
Ontwerp en gravure: Pierre-André Cousin. Drukvorm: héliogravure.
Timbres des idées durables
Op de 10 zegels worden gedachten gepresenteerd ter bevordering van duurzame ontwikkeling: Papier à proteger, Transport du futur, Site à préserver, Bon à recycler, Ceci est un trésor, Ceci est un radiateur, À la bonne dose, Recyclable en pull, Ceci est un engrais, Inconnue en hiver.
Zweden heeft in 1968 het milieuprobleem aan de orde gesteld in de Verenigde Naties, wat leidde tot de eerste milieuconferentie van Stockholm in 1972. Tijdens de conferentie werden afspraken gemaakt om te komen tot een rechtvaardige, duurzame en vreedzame samenleving. Er werden een twaalftal stellingen (beginselen en uitgangspunten) aangenomen, die kunnen worden aangemerkt als voorontwerp van een mondiale grondwet. Twee decennia lang hebben een groot aantal vooraanstaande publieke persoonlijkheden en Non Gouvernementele Organisaties, waaronder de Nederlandse Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkelingen (NCDO), zich bezig gehouden met de ontwikkeling van principes, waarden en normen waaraan moet worden voldaan om te komen tot een samenhangend (ecologisch) rechtvaardige, duurzame en vreedzame samenleving. In 1992 werden bij de conferentie van Rio de Janeiro over Milieu en Ontwikkeling de afspraken van Stockholm bevestigd en verduidelijkt. Zij kunnen worden aangemerkt als de “tien geboden” voor het Derde Millennium waaraan alle mensen, staten en culturen hun doen en laten moreel kunnen toetsen. Sinds de Rio-conferentie wordt duurzame ontwikkeling door de wereldgemeenschap als doelstelling erkend. De noodzakelijke integratie van sociale en economische ontwikkeling en de bescherming van het leefmilieu wordt door steeds meer landen nagestreefd. Op 1 maart 2005 zijn de tien artikelen aan de Franse grondwet toegevoegd. Deze tien artikelen, geredigeerd door Yves Coppens, omschrijven het handvest voor het leefmilieu in termen van rechten en plichten van de burgers. Samengevat komt dit neer op het recht om te leven in een gezonde leefomgeving en de plicht om bij te dragen aan het verbeteren van de leefomgeving. La Poste brengt tien zegels uit met als thema de alledaagse maatregelen ter bescherming van het milieu.
De zegels zijn in de vorm van een carnet op 30 juni 2008 uitgegeven als semi-permanente frankeerzegels.
Ontwerp en gravure: Patte & Besset. Drukvorm: héliogravure.
Grands projects Européens
Op de vier zegels worden het € teken met een euromunt, een aantal studenten, het ruimtevaartuig Galileo en de Franse vlag afgebeeld.
Sinds 1 januari 2007 bestaat de Europese Unie uit 27 landen. Als laatste landen traden Roemenie en Bulgarije toe. Kandidaat-landen zijn Kroatië, Turkije, het oude Joegoslavië en Macedonië.
De euro (symbool: €, meervoud euro’s) is de gemeen– schappelijke munt van een aantal landen van de Europese Unie die de EMU vormen, de Economische Monetaire Unie. De officiële ISO-code van de munteenheid is EUR. De EMU combineert een economische unie (met vrij verkeer van goederen, diensten, arbeid en kapitaal) en een monetaire unie (met een gemeenschappelijke munt). In 1992 werd in Maastricht besloten tot definitieve invoering van de euro. Hierbij zou de waarde van 1 euro gelijk zijn aan 1 ECU (European Currency Unit). De munt werd op 1 januari 2002 gelijktijdig ingevoerd in twaalf landen van de Europese Unie, alsmede in Monaco, San Marino en Vaticaanstad, tijdens de grootste monetaire omwisselingsoperatie aller tijden. Uiteindelijk zullen bijna alle zevenentwintig landen de euro invoeren, echter voorlopig niet in Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Deze drie landen verkiezen vooralsnog hun huidige munteenheid boven de euro.
Het ERASMUS-programma is een in 1987 opgericht programma dat deel uitmaakt van het SOCRATES- programma. Het is een initiatief van de Europese Commissie voor het hoger onderwijs in de EU. ERASMUS is de afkorting van European Region Action Scheme for the Mobility of University Students. Het doel van ERASMUS is om uitwisseling onder Europese studenten zoveel mogelijk te bevorderen. Behalve alle Europese Unie-landen zijn ook Noorwegen, IJsland, Liechtenstein, Marokko en Turkije betrokken bij het project. Zwitserland is officieel niet van de partij, maar enkele Zwitserse universiteiten zijn wel ingeschreven. Circa anderhalfmiljoen studenten hebben al gebruik gemaakt van het uitwisselingsprogramma.
Toulon
Op de zegel wordt een overzicht van Toulon afgebeeld met op de voorgrond een sculptuur van Pierre Puget.
Toulon (Var) ligt aan een beschermde rede. De betekenis van de stad nam toe tijdens Lodewijk XIII en XIV. Toen de Duitsers in 1942 Toulon bezet hadden, brachten de Fransen de Duitse vloot tot zinken.
Toulon werd in 1944 zwaar beschadigd, maar weer opgebouwd. De oude stadskern bleef bewaard. Het verleden is terug te vinden in de twee kariatiden van Pierre Puget die tegen de gevel van het stadhuis zijn aangebracht.
De zegel is op 7 juli 2008. uitgegeven in het thema “toerisme”. Het tarief is 0,55 €. Dit tarief is bestemd voor verzending van een brief tot 20 gram in het binnenland en naar DOM-TOM.
Het ontwerp en de gravure zijn verzorgd door Martin Mörck. De drukvorm is taille-douce.
Grand palais
Op de zegel wordt het Grand Palais afgebeeld.
De buitenkant van het Grand Palais (Parijs), tussen 1897 en 1900 tegelijk gebouwd met het Petit Palais en de Pont Alexandre III, is een combinatie van een indrukwekkende classicistische stenen gevel en een overvloed aan art nouveau ijzerwerk. Het heeft een glazen dak en enorme bronzen beelden van Récipon met vliegende paarden en zegekarren op de vier hoeken. In de kelder van het paleis zit een groot politiebureau, zodat de tentoongestelde voorwerpen beter kunnen worden bewaakt.
De zegel is op 7 juli 2008 uitgegeven ter gelegenheid van het 81ste Congres van de Fédération Française des Associations Philatéliques (FFAP).
Ontwerp en gravure: Claude Jumelet. Drukvorm: taille-douce.
Richelieu
Op de zegel wordt Kardinaal de Richelieu tegen de achtergrond van de gemeente Richelieu (Indre-et-Loire) afgebeeld.
Armand Jean du Plessis, algemeen bekend als Kardinaal de Richelieu werd op 5 september 1585 in Parijs geboren. In 1614 werd hij afgevaardigde in de Staten– Generaal en wist in de gunst te komen van de koningin- moeder, regentes Maria de Medici, die hem in 1616 haar staatssecretaris van Oorlog en Buitenlandse Zaken maakte. Toen de jonge koning Lodewijk XIII zelf het roer in handen nam, wist Richelieu in 1620 de vrede tussen Lodewijk en zijn moeder te herstellen en sedertdien nam zijn invloed aan het hof voortdurend toe.
Na de dood van de hertog Luynes in 1621 werd hij in 1624 op voorspraak van koningin Maria Eerste-minister. Van dat ogenblik af werd het zijn doel het koninklijk gezag geheel te bevrijden van alle beïnvloeding door familieleden en vazallen. Richelieu had de feitelijke macht overgenomen. Op het vlak van de buitenlandse betrekkingen wist hij de koning ervan te overtuigen weer aan te knopen met de anti-Habsburgse politiek van zijn vader Hendrik IV. Richelieu heeft het absolutisme van Lodewijk XIV voorbereid, het politieke en culturele overwicht van Frankrijk over West- en Midden-Europa gevestigd en de beïnvloeding van de Europese beschaving door de Franse taal en kunst mogelijk gemaakt. In 1635 gaf hij de Académie Française een nationale status. Kardinaal de Richelieu overleed op 4 december 1642 in Parijs.
In de Gemeente Richelieu werd door Jacques Lemercier een naar Richelieu genoemd kasteel gebouwd. Sinds 1997 organiseert de Gemeente Richelieu tweejaarlijks een festival met als inzet de “Cape” van Richelieu.
De zegel is op 7 juli 2008 uitgegeven in het thema “beroemde personen”.
Ontwerp en gravure: Claude Jumelet. Drukvorm: taille-douce.
Gérard Garouste
Op de zegel wordt een kunstwerk zonder titel uit 1989 van Gérard Garouste afgebeeld. Gérard Garouste werd op 10 maart 1946 in Parijs geboren.
Garouste, Frans beeldhouwer, decorschilder en tekenaar, is een van de bekendste Franse kunstenaars van de jongste decennia. Hij schildert met een voorkeur voor de mythologie en de klassieke literatuur. Garouste maakt grote, donkere schilderijen en tekeningen op thema’s bijvoorbeeld uit de Griekse mythologie, in een ietwat grillig gevormde figuratie. Omstreeks 1986 werden de voorstellingen iets minder uitgesproken en de schilderijen minder gedetailleerd, zonder dat zijn werk aan theatraliteit inboet. Vanaf 1987 beschildert hij grote lappen stof die vrij in de ruimte worden gehangen. Behalve schilderijen vervaardigt Garouste objecten uit brons, terracotta en smeedijzer. Tevens ontwerpt hij decors en schrijft toneelstukken.
De zegel is op 21 juli 2008 uitgegeven in het thema “kunst”.
Ontwerp: Gérard Garouste. Gravure: Didier Thimonier. Drukvorm: héliogravure.
Beijing
Op de vier zegels wordt een aantal Olympische sporten afgebeeld: tennissen, athletiek, paardensport, wielrennen, schermen, judo, zwemmen en roeien.
De Olympische Zomerspelen van de XXIXe Olympiade worden gehouden in Peking, de hoofdstad van China. Ze zullen gehouden worden van 8 tot en met 24 augustus 2008. De officiële opening begint om 8 uur, 8 minuten, 8 seconden in de avond, lokale tijd. De 8 is in China het symbool van voorspoed en grenzenloosheid. Peking werd op 13 juli 2001 in Moskou door het IOC gekozen als de gastheer voor de Olympische Spelen van 2008. Daarbij werd de stad verkozen boven de andere kandidaten Istanboel (Turkije), Osaka (Japan), Parijs (Frankrijk) en Toronto (Canada). De openings- en sluitingsceremonie zullen worden gehouden in het Nationale Stadion van Peking, waar maximaal 100.000 toeschouwers terecht kunnen. Het stadion vertoont uiterlijk overeenkomsten met een vogelnest en wordt in de volksmond dan ook als zodanig aangeduid. In 1896 werden in Athene de moderne Olympische Spelen voor het eerst georganiseerd door Pierre de Coubertin. De Fransman Coubertin had een droom: hij wilde een sportevenement houden waar deelnemers en deelneemster uit de hele wereld vertegenwoordigd zouden zijn.
De zegels zijn op 28 juli 2008 uitgegeven als herinneringszegels. De zegels zijn ook uitgegeven in de vorm van een speciaal bloc van tien zegels.
Ontwerp: Catherine Huerta. Gravure: Atelier Thimonier. Drukvorm: héliogravure.
Mémorial de Gaulle
Op de zegel worden twee foto’s van Charles de Gaulle afgebeeld. De eerste is gemaakt in 1940 in actie als Onderminister van Defensie; de tweede als president van de vijfde republiek. Op de achtergrond Colombey-les-Deux-Églises.
In de zomer van 2008 opent het herdenkingsmuseum zijn deuren aan de voet van het 43 meter hoge Kruis van Lotharingen in Colombey-les-Deux Églises. Het is gewijd aan de beroemdste Fransman van de 20ste eeuw: Generaal De Gaulle. Op een oppervlakte van meer dan 1.600 m2 ontdekt de bezoeker de hoogtepunten van de militaire en politieke loopbaan van Charles de Gaulle, maar ook de meer intieme aspecten van zijn gezinsleven. Het gebouw telt twee verdiepingen waar men kennismaakt met de persoon, zijn overtuigingen, gedachten en ideeën. De permanente tentoonstelling toont ook minder bekende aspecten uit het leven van de Generaal, zijn kwaliteiten als huisvader, zijn familie en zijn relatie met de inwoners van Colombey.
De zegel is op 15 juli 2008 uitgegeven als herinneringszegel.
Ontwerp en gravure: Elsa Catelin. Drukvorm: taille-douce.
Sommet de Paris pour la Méditerranée
Op de zegel wordt een olijfboom afgebeeld met de tekst Sommet de Paris pour la méditerranée.
Op zondag 13 juli 2008 hebben de 27 lidstaten van de Europese Unie en 16 landen uit het Middellandse Zeegebied in Parijs de Mediterrane Unie opgericht. De Mediterrane Unie is een idee van de Franse president Nicolas Sarkozy.
De doelstelling van de Mediterrane Unie is de versterking van de solidariteit tussen noord en zuid door gezamenlijke projecten op te zetten. Tot de belangrijkste uitdagingen behoort naast het vredesproces in het Midden- Oosten onder meer het tegengaan van de verontreiniging van de Middellandse Zee en het behoud van de Mediterrane kustlijn. Specifiek voor jongeren wordt gestreefd naar een toename van het aantal onderwijsuitwisselingen, onder meer door een uitbreiding van het bestaande Erasmusprogramma. De Nederlandse bijdrage aan de Mediterrane Unie bestaat uit kennisoverdracht op het terrein van watermanagement.
De zegel is op 31 juli 2008 uitgegeven als herinneringszegel.
Ontwerp en gravure: Atelier Thimonier. Drukvorm: héliogravure.