Marianne Bulletin 147 – november 2005
Artikelen:
Op de fiets in de Cher – Egmond van Rijn
Aubigny-sur-Nère in de Cher kan men op twee manieren voorbijrijden: via de razendsnelle autoweg A71 (E9), 40 kilometer ten Westen, of via het ringweggetje rond het centrum als men voor de tragere, maar kaarsrechte D 940 kiest (afb 1: een schets van de ligging). In beide gevallen doet u zich dan tekort.
Aubigny herbergt een heus kasteel, dat is getransformeerd in Mairie, annex museum. De verrassende ontdekking is dat Schotse edellieden dit kasteel hebben gesticht. En nog andere ook. Een fietsdag, op de laatste dag van juli, onthulde ons die geschiedenis. Ik liet u al zien, in mijn artikel/lezing over maarschalk MacDonald, dat de verdrijving van James (Jacobus) II door Willem III van Oranje, een hele schare Schotten naar Frankrijk deed uitwijken. Dit waren de Jacobieten, de aanhangers van Jacobus. Zij vestigden zich vooral in centraal Frankrijk, van waaruit zij nog enige tijd trachtten de afstammelingen van Jacobus weer op de Britse troon te helpen. Maar al veel eerder schoten Schotten Frankrijk te hulp, en wel in de strijd tegen de Engelsen (!) tijdens de Honderdjarige Oorlog, van 1337 tot 1453. De Stuarts kwamen aan het hoofd van een toen formidabele legermacht van 13.000 man de Fransen te hulp. Als dank kregen zij in 1423 van koning Charles VII (door Jeanne d’Arc op de troon geduwd) grondbezit in de Cher. John Stuart bouwde er het kasteel van Aubigny, een neef dat van La Verrerie (zie verder). Uiteindelijk moesten hun afstammelingen deze bezittingen verpatsen of verwaarlozen. Via omzwervingen kwamen deze in particuliere handen of die van de staat. Staat en privé-eigenaars proberen nu, door met dit Schotse verleden te koketteren, bezoekers naar deze kastelen te lokken. Geen van die kastelen is op een postzegel te vinden.
Het kasteel (tevens Mairie) van Aubigny zelf haalde echter wel een Oblitération Mécanique, een Daguin uit de jaren 1928-1939 (afb 2), die verwijst naar ‘son château’.
Daarnaast maakt dit stempel melding van ‘ses jardins’ en ‘ses maisons’. De tuinen heb ik niet gevonden, de huizen wel.
De kleine stadskern telt tientallen zeer bijzondere vakwerkhuizen met eeuwenoud houtsnijwerk, behoorlijk goed geconserveerd. Alleen al daardoor is Aubigny een bezoek waard. Ook al is het stadje klein (nog geen 6000 inwoners), er zijn twee bruikbare hotels en er is van alles te eten. Tussen kerk en toeristenbureau staat een fontein waarvan het water tijdens de eclips van 1999 aan het stromen is gebracht. Het stadje ligt op de grens van twee landstreken, de Berry en de Sologne (zie hieronder). Het wapen van de Berry is te zien op een paartje te midden van andere zegels (afb 3).
Een modern SECAP-stempel wijdt een vlag aan deze bijzondere ligging. Deze toont ons toch een afbeelding van het kasteel (afb 4). Het wemelt in de streek van de kastelen. We bezochten ook nog het zeer interessante kasteel van Blancafort, 8 km ten Noordwesten van Aubigny. In het dorpje was een ‘brocante’, waar ik courante Franse postzegels voor 70% nominaal kon kopen.
Toen het begon te druppelen waarschuwde ik de verkoper de vellen af te dekken, maar diverse blocs Franse tuinen, beroemde personen en wenshartjes zaten toen al intiem, hecht en naar ik vermoed onafscheidelijk aaneengeklit. De Rue de la Gare in Aubigny verwijst naar de niet meer gebruikte spoorlijn, waarvan tot vlak ten zuiden van de stad nog wat rails liggen. Het eerstvolgende station ten Zuiden daarvan was La Chapelle d’Angillon (afb. 10). Dit is de geboorteplaats van (Henri-) Alain-Fournier, de te jong gesneuvelde (Eerste Wereldoorlog) schrijver van het boek dat hem wereldfaam bezorgde: Le Grand Meaulnes. Dit verhaal speelt in deze streek en wie het gelezen heeft ziet het allemaal voor zich. Hieraan is Cérès 2418 gewijd (afb 5) waarvan, tegen woekerprijzen, ook de FDC te koop is in het kasteel, nu tevens Musée Fournier.
Alle kastelen in Frankrijk zijn identiek: torentjes, muurtjes, zalen, wenteltrapjes, cuisine, toegangspoort, …, maar door de keuze van een thema worden ze toch allemaal anders. Voor Chambord (afb 6), dat qua meubilair vrijwel leeg staat, is dat thema het idee dat koning François I er gejaagd heeft, voor Aubigny dat het gesticht is door de Stuarts en voor La Chapelle d’Angillon dat het om Alain-Fournier draait. Er is een DVD te koop (alleen dáár) van de rolprent Le Grand Meaulnes. Zuidoost, op 10 km van Aubigny ligt het kasteel La Verrerie, eveneens gesticht door de Stuarts. U kunt hier ook logeren (chambres d’hôte) in oud, zeer oud of authentiek ingerichte kamers, voor een navenante prijs. Er hangen een aantal portretten die aan de Stuarts moeten herinneren, alle veel later (weer) aangebracht, maar er is ook ander machtig interessant meubilair.
De onvermijdelijke opgezette koppen van gesneuvelde herten in de arcadepassage moet u maar voor lief nemen. De naam van het kasteel duidt op de proliferatie van glasfabrieken in deze streek in vroeger tijden. Alle ingrediënten voor glas waren daar aanwezig: vooral hout (bossen) en zand. Dat zand kwam echter uit de aangrenzende Sologne. Die streek (afb 7) is eveneens dun bevolkt, maar met veel particulier eigendom en kleine weggetjes naar mooie kastelen.
Bij een vorige fietstocht, door de Sologne, bleek dat die eigenaren niet zaten te wachten op Nederlandse fietsers over hun grondgebied. Zij maakten ons duidelijk dat hun brede oprijlanen geen fietspaden waren. De avond is gevallen als we terug zijn in Aubigny, om ons op te maken voor het diner. Behalve de hoofdstraat waaraan kerk, restaurant en Syndicat d’Initiative liggen, maakt het stadje een doodse indruk. Hoewel de zon nog significant boven de kim staat zijn de luiken al dicht. Woont hier dan niemand? Ja toch, een raam gaat open en de bewoner doet het enig open gebleven luik nu ook dicht en gaat dan, net als zijn andere stadgenoten, en wie weet hoeveel miljoenen landgenoten, bij kunstlicht eten. Ook een aangenomen Grondwet zou deze verschillen niet zou gauw hebben geëlimineerd!
Tot slot van deze korte focus op een mooie streek mag niet onvermeld blijven dat ook de beroemde Sancerre (afb 8) en de niet minder goed smakende Menetou-Salon (afb 9) hier vandaan komen. Ik breng in herinnering dat het gezin MacDonald uit Sancerre kwam. In het kasteel van Menetou-Salon wonen de Prins en Prinses van Arenberg. Als u het, in ‘visite guidée’ bezoekt, wijkt de Prins subtiel even naar een van zijn andere appartementen.
De folder ‘La Route de Jacques-Coeur’ spreekt in de Engelse tekst over ‘Their serene Highnesses the Prince and the Princess d’Arenberg’. Was ik die prins dan zou ik dat gênant vinden. Dat is echter niet zo…
Uit de tijdschriften – Hans Gabriëls
De voorgenomen ontwaarding van de postzegels blijft de Fransen bezig houden. Het laatste nieuws is dat de maatregel voorlopig is uitgesteld in afwachting van nader overleg. De “Echo” van september heeft een uitvoerige studie van de zgn. bevrijdingsserie van 1944 met de Arc de Triomphe-zegels in twee uitvoeringen, beide in de Verenigde Staten gedrukt.
In hetzelfde nummer een artikel van zes pagina’s omdat de PAP’s 10 jaar bestaan. Die met zegelwaarden voorgedrukte enveloppen bestaan (maar zonder gelegenheidsillustraties of teksten) natuurlijk al sinds 1878 met zegelwaarden in het type Sage, maar die worden ” entiers postaux”genoemd. Het oktobernummer van de Echo herinnert aan het 60-jarig bestaan van de in Parijs gevestigde UNESCO. Aan die instelling van de Verenigde Naties hebben we in Frankrijk vier gelegenheids- en 54 dienstzegels te danken met de nodige speciale stempels.
Timbresvan september laat aan de hand van vele illustraties zien wat er op het gebied van de naoorlogse machinestempels niet allemaal te beleven valt. Vlagstempels met strepen of golflijnen, oneindig veel reclame- of propagandateksten of postale reclameslogans, ze worden veel en vaak met veel plezier en inventiviteit verzameld.
De Europese koloniale expansie in Afrika in de tweede helft van de 19e eeuw is een boeiend onderwerp met vele filatelistische aspecten. Timbres van oktober heeft daar een goed overzichtsartikel over. De beroemde Franse expeditie van Marchand die tussen 1896 en 1899 dwars door Afrika van de west- naar de oostkust trok terwijl de Britten van Zuid-Afrika naar Egypte optrokken, en ook Belgen, Portugezen en in wat mindere mate Duitsers brokstukken van het Afrikaanse continent wilden annexeren, vormt een boeiend stuk geschiedenis. Wie er meer van wil weten leze het boek van prof. L. Wesseling: Verdeel en heers, de deling van Afrika 1880-1914, Aula 2003.
“Les Feuilles Marcophiles” No.322 van juli 2005 heeft een overzicht van de Parijse poststempels van de 21ste eeuw en de machinale frankeerstempels. Ook hier een grote verscheidenheid.
De bijlage van dit nummer bevat de beschrijvingen van de tentoongestelde collecties tijdens de Marcophilex XXIX van september j.l. Uit de veelheid één verzameling die mij opviel, namelijk een collectie, visitekaartjesenveloppen uit de jaren van voor de eerste wereldoorlog. Daarvoor bestond toen ook een speciaal tarief maar omdat de deftige Fransen van die periode het niet chic vonden om de nieuwjaarswensen die zij per visitekaartje verzonden te frankeren (alsof de ontvanger het porto niet zelf zou kunnen financiëren) zijn er tal van interessante portzegelcombinatie op die kleine couvertjes,hier “Mignonnettes” genaamd, te vinden.
In de Britse “Journal”, van de Engelse Frankrijkclub staat het eerste deel van een diepgravende studie over het ontstaan van en de achtergronden rond de 50c zegel van 1929 met Jeanne d’Arc. De vele afbeeldingen van diverse ontwerpen voor deze zegel zijn heel wat indrukwekkender dan het toch weinig boeiende resultaat, al dan niet voorzien van een reclame-aanhangsel, dat uiteindelijk aan de loketten verscheen.
Terug naar boven
Frankrijk getand (14) – Frank O’Field
Deze keer wil ik stilstaan bij al die mensen, die hun leven gelaten hebben onder de guillotine. Door de manier waarop ze hun einde gevonden hebben, staat uiteraard telkens alleen hun hoofd op de zegel. De eerste die we tegenkomen is Lavoisier (Yv. 581).
Hij is wel de vader van de moderne scheikunde genoemd. Dankzij hem ademen we zuurstof in en koolzuur uit. Helaas voor al diegenen die hun gewicht op peil willen krijgen, formuleerde hij ook de wet van behoud van massa. Volgens allerlei geschiedenisboekjes zou de openbare aanklager gezegd hebben, dat de Revolutie geen behoefte had aan wetenschappers. Dat is zo goed als zeker niet waar. De beschuldiging die tegen hem geuit werd, was, dat hij onder het Ancien Regime belastingpachter was geweest. Ook toen was het dus al gevaarlijk om bij de belastingen te werken.
Onder de nummers Yvert 867/872 vinden we dan ineens zes figuren van de revolutie tegelijk terug. David, Carnot en Hoche zijn een normale dood gestorven. David, de schilder, is de vorige keer al genoemd. Carnot was de man die het leger organiseerde en Hoche was generaal. Zo ziet u: in tijden van revolutie is het in het leger of achter een schildersezel het veiligst. De andere drie, Chenier, Danton en Robespierre kwamen onder de guillotine.
De schrijver Chenier was weliswaar politiek zeer actief tijdens de revolutie, maar het werd hem aangerekend, dat hij Lodewijk XVI verdedigd had. Aan figuren als Danton en Robespierre zouden in Nederland niet zo gauw postzegels worden gewijd. Beiden zijn mede verantwoordelijk voor honderden, zo niet duizenden, slachtoffers van de guillotine. Over Robespierre, de “Onkreukbare”, zijn zelfs de Franse meningen verdeeld. Hij had in ieder geval nog een aantal goede eigenschappen. Zo was hij strikt eerlijk, maar helaas mateloos fanatiek in de doorvoering van zijn revolutionaire ideeën. Volgens de al eerder genoemde boeken van baronesse Orczy zou de RodePimpernel, vermomd als de kolendrager Rateau de val van Robespierre hebben uitgelokt. (De Rode Pimpernel zegeviert of in oude vertaling De triomf van den Rooden Pimpernel).
Over Danton is weinig goeds te melden. Hij had niet alleen het uiterlijk van een beul, maar hij was het ook. Uiteindelijk bleek, dat deze zogenaamde revolutionair zich op allerlei manieren schandelijk had verrijkt. Alweer volgens sommige geschiedenisboekjes zou Robespierre de laatste zijn geweest, die op het schavot is gestorven, maar ook dat is niet juist. In de dagen na zijn dood zijn er nog vele tientallen aanhangers en sympathisanten van hem geëxecuteerd. Maar daarna was de moordlust van de Parijse bevolking gelukkig uitgeblust.
Pas veertig jaar na de hiervoor genoemde zegels, 200 jaar na de revolutie komen er opnieuw postzegels die aan dit feit aandacht besteden. We vinden dan Mme Roland, Desmoulins, Condorcet en Kellermann. (Yv.2592/95)
Kellermann, de held van Valmy is de vorige maal al genoemd. De andere drie waren Girondijnen. Dat vraagt enige uitleg. Het begon allemaal met de club van Jacobijnen, min of meer de vaders van de revolutie. Al gauw kwamen er splitsingen, waarvan de voornaamste de Montagnards en de Girondijnen waren. Eerst kenden zij alleen accentverschillen, (de Girondijnen waren wat gematigder), maar al gauw stonden ze zeer vijandig tegenover. Ook nu zien we dat nog, dat bij splitsing in een partij er al vrij snel grote moeilijkheden ontstaan. Het lukte de Montagnards (Robespierre en Danton) om de Girondijnen allen naar de guillotine te zenden. Mme Roland was degene die de Girondijnen steeds geïnspireerd had. CamilleDesmoulins, de journalist schreef in de Vieux Cordelier het volgende: “De ware vrijheid is niet het dragen van een rode muts en een vuil hemd, maar dat is echte gelijkheid, rechtvaardigheid, en de verplichting ons te houden aan de prachtige grondwet, die we zelf hebben opgesteld. Laten we dus de gevangenisdeuren openen voor die duizenden burgers, die zogenaamd verdacht zijn. Dat zou de meest revolutionaire daad zijn, die we ooit genomen hebben.” (einde citaat)
Bravo! Hij staat terecht op een postzegel. De enige misdaad van Condorcet was, dat hij tot de Girondijnen behoorde. Van de zegels uit 1991 wil ik alleen Saint-Just noemen. (Yv.2703) Dat was een super aristocraat. Normaal gesproken zou hij al aan het begin van de revolutie naar de guillotine gezonden moeten zijn. Hij wist echter steeds het vertrouwen te behouden van het Comite de Salut public, werd zelfs voorzitter van de Convention. Pas zijn pogingen om Robespierre te verdedigen werden hem fataal. Het is grappig, dat hij volgens de boeken van Baronesse Orczy een aangetrouwde neef van de Rode Pimpernel zou zijn geweest.
Cameroun (1) – Frits Bakker
Kamerun – Cameroon – Cameroun 1884 – 1962
Inleiding
Toen in 1472 de Portugese zeeman Fernando Páo bij de Wouri rivier arriveerde en ontdekte dat de rivier vol garnalen zat, noemde hij deze rivier Rio Dos Camarous (Garnalen rivier).
Van het woord Camarous is de huidige naam voor dit land afkomstig : Cameroun (Frans), Cameroon (Engels), Kamerun (Duits) en Cameroes (Spaans).
Duitse invloed, Periode 1884 -1915
In 1884 werd dit land, als één van de weinige nog niet door Engelsen, Fransen of Portugezen gekolonialiseerde gebieden, door Dr. Gustav Nachtigal (Consul in Tunis) binnen de Duitse invloedsfeer gebracht. Als goed Afrika kenner was hij door Kanselier Otto von Bismarck eerst naar Togo gestuurd om dit land als kolonie voor Duitsland te verwerven.
Na dit succesvol te hebben afgerond werd er koers gezet naar Kameroen.
In het gebied waren al Engelse handelsposten, voornamelijk gelegen aan de Kameroenrivier, maar ook de Duitsers waren er al actief. In 1868 had een Hamburgse handelsonderneming Carl Woermann in Douala een vestiging gesticht, waarna verdere vestigingen volgden. Teneinde zijn handelswaren te vervoeren en zijn vestigingen te bevoorraden was Woermann genoodzaakt een eigen rederij naar West-Afrika op te zetten.
In 1884 was er een felle strijd ontstaan tussen de Britse en Duitse handelsondernemingen met als doel de autochtone bevolking voor zich te winnen.
In eerste instantie hadden de Britten voordeel, in 1882 probeerden Engelse kooplieden enkele opperhoofden te bewegen zich onder Britse bescherming te plaatsen.
Maar na 1 ½ jaar was daar nog steeds geen gehoor aan gegeven. Een goede kans voor Duitsland en daarom werd Dr. Nachtigal er op uit gestuurd.
In de morgen van 10 juli 1884 vaart de Britse kanonneerboot “Goshawk” de Kameroenrivier op en Duitsland dreigt de wedloop op het laatste moment nog te verliezen. Maar Nachtigal had het geluk aan zijn zijde, aangezien de Britse consul niet aan boord was, zodat het formeel onmogelijk was het land in bezit te nemen.
De diplomatieke spelregels werden ondanks de grote belangen in ere gehouden, en de Britse “Goshawk” keerde onverrichter zake terug. Nog diezelfde avond arriveert Dr. Gustav Nachtigal aan boord van de Duitse kanonneerboot SMS “Mowe” en sluit de volgende dag (11 juli) in Bimbia al verdragen af met de koningen en opper-hoofden in dit gebied. Zij dragen hiermee hun rechten, wetgeving en bestuur over aan de firma’s Woermann en Jantzen & Thormählen.
Op 14 juli 1884 wordt feestelijk de Duitse vlag gehesen in de dorpen Bell, Akwa en Dido.
De Britse consul komt vijf dagen later, aan boord van de kanonneerboot “Flirt”, op de plek van de gebeurtenissen aan. Zijn protest tegen de in bezitneming van het gebied heeft tot gevolg dat, op diverse plaatsen, zeer demonstratief de Duitse rijksvlag wordt gehesen. Door de Duitse pers wordt hij wel de “too-late-consul” genoemd.
Vaststelling van de grenzen en geografie
Tot 1911 was de kolonie ca. 493.600 vierkante kilometer groot, en na afsluiting van het Marokko- Kongo-verdrag werd dit zelfs 797.400 km2 Ter vergelijking : In 1937 bedroeg de oppervlakte van Duitsland 470.380 km2.
Men schatte de inlandse bevolking in 1913 op 2.650.000 mensen waarnaast, hoofdzakelijk aan de kust, ook zo’n 2.000 blanken (voornamelijk Duitsers) aanwezig waren.
Na de verwerving van Kameroen als kolonie moesten de grenzen nog worden vastgesteld. De grens met Nigeria werd via verdragen (15.11.1893 & 16.7.1906) met Groot-Brittannië definitief geregeld.
Op 4.11.1911 werd in Berlijn het verdrag met de Fransen gesloten waarbij delen van Frans- Equatoriaal Afrika aan Kameroen toegevoegd konden worden, echter niet het gehele Kongo gebied, waarop gerekend was. (zie historisch overzicht van de grenzen)
Kameroen kan met recht het kruispunt van zwart Afrika genoemd worden, het ligt in het hart van de Golf van Guinée en is onweerlegbaar een onvermijdelijke passage tussen West- en Centraal Afrika. Het land is ruwweg gevormd als een triangel.
De kustlijn aan de Atlantische Oceaan is 400 km met daarachter een oerwoudgordel waar de Bantoenegers woonden. Zij waren actief als visser, handelaar of handwerksman. In ditzelfde, bijna ondoordringbare, gebied leefden ook de pygmeeën.
Het noordelijke gedeelte werd bewoond door Soedannegers die zich bezig hielden met landbouw en veeteelt. Ook de islamitsche Haussanegers (Arabisch georiënteerd) leefden hier.
Overige stammen zijn de Bamileke, Bamoun, Foulbe (islamitisch) en Kirdis.
Enkele voorbeelden van etnische groepen
Voorbij het oerwoudgebied neemt naar het oosten de hoogte terrasvormig toe en zijn er bergketens tot 3.000 meter. Daarachter ligt een hoogvlakte bestaand uit een savannegebied met uitgestrekte grasvlakten. Hierna komt men in het steppengebied, dat kenmerkend is voor de oostelijke helft van Kameroen. Het hoogste punt in het land is Mount Cameroon, een vulkaan van 4.070 meters hoog.
De belangrijkste land- en bosbouw gebieden liggen in het zuiden (een derde deel van het land) dat een equatoriaal klimaat heeft, waarbij het kwik ’s nachts niet onder de 26 graden komt. Men vindt er rubberbomen, oliepalmen en theeplantages.
Het westen heeft een gematigd klimaat en vormt met zijn afgeronde bergen, voormalige vulkanen en vruchtbaar land de voorraadkast voor Centraal Afrika met de verbouw van koffie, cacao, bananen en groenten.
oogst van rubber bananen koffie
In het centrum van het land bevindt zich het enorme Adamaoua plateau met hoogtes variërend van 1.000 tot 1.500 meter en dat verloopt naar de Sanaga vallei (’s lands hoofdrivier).
Het noorden is droog, heet en is bedekt met savannes en de verbazingwekkende Mandara bergen, welke een maanlandschap geven.
Van de dichte bossen in het zuiden tot deze savannen, leeft een brede variëteit van beschermde wilde dieren. (zie yvert serie 339 -353). Waza is het grootste nationale park.
Verwikkelingen
Rond kerst 1884, kort na de komst van de Duitsers, brak er een opstand uit tegen koning/opperhoofd Be1l, die wel met hen wilde samenwerken. Aangezien dit tegen de zin van de Britse kooplieden was, lokten zij een opstand uit, die echter door een landingseenheid van de marine werd neergeslagen.
In 1893 was er weer een opstand echter nu gericht tegen de Duitsers en die heeft de naam van “Dahomey-opstand” gekregen.
Wat was het geval: de regering had in Dahomey (nu Benin) enkele honderden mannen en vrouwen gekocht ter invulling van de arbeidsplaatsen bij het bestuursapparaat en de politie.
De investering was voor die tijd dermate hoog (320 mark) dat er géén loon werd uitbetaald. Eerst maar eens wat geld terugverdienen. Een verschrikkelijke afstraffing van enige “Dahomey” vrouwen voor de ogen van hun mannen was de reden tot deze opstand. Midden december 1893 plunderden ongeveer 100 “Dahomey” politiesoldaten het wapenarsenaal en verschansten zich in het regeringsgebouw in Douala.
De opstand werd snel gebroken toen de kanonneerboot “Hyane” verscheen, feit was echter dat een kleine groep inlanders een grootmacht als Duitsland en zijn kolonie een week lang in zijn greep had gehouden.
Er ontstonden echter nog meer verwikkelingen. In het noorden van het land woonde een islamitische bevolkingsgroep (de Foulbe) welke weigerde zich te onderwerpen.
Na een heuse veldtocht tegen deze Foulbe werden ze toch onderworpen en er ontwikkelde zich een vorm van samenwerking. Tot 1907 ontstonden in het oerwoudgebied in het zuiden steeds weer opstandjes en echt rustig was het er niet. Ze werden echter steeds snel onderdrukt.
Wordt vervolgd
Censuurpost in de Franse Levant 1939-1945 – (4) (slot) – Machiel van der Velden
In de voorgaande afleveringen zijn de censuurstempels aan de orde gekomen. Een censuurstempel wil echter nog niet zeggen, dat een brief ook daadwerkelijk gecensureerd is. Het stempel geeft alleen aan, dat de brief het censuurkantoor is gepasseerd. De geopende (en dus gelezen) brieven zijn te herkennen aan de plakstrook waarmee de brief weer werd gesloten. Natuurlijk ontbrak de tijd om elke brief te lezen. Hoe de selectie tot stand kwam is niet bekend. Ik veronderstel, dat de censors op grond van ervaring gewoon gevoelsmatig besloten welke brief geopend werd. Je vindt namelijk zowel geopende als niet-geopende brieven bij zakenpost, bij particuliere brieven, bij brieven naar elk land van bestemming enz.
De bestudering van de plakstroken vind ik persoonlijk niet zo’n boeiende zaak. Dat komt in de eerste plaats doordat de stroken steeds maar voor de helft zichtbaar zijn. Ze zijn immers om de rand van de brief heen geplakt.
De tekst is bij één strook “Controlé”, duidelijk een restje strookjes uit de tweede periode, toen de tekst steeds Controlé luidde. Verder zijn er zes stroken met “Controle” en één blanco. Er is een verschil in vette letter en magere letter en tussen letter met en zonder schreef. Tenslotte kan de tekst tussen lijnen staan of in een kader. Als je dan ook nog de verschillende kleuren er bij betrekt, dan kom je toch nog tot zo’n vijftig verschillende stroken.
Het is grappig te constateren, dat de geallieerden niet zonder meer elkaars censuur vertrouwden. Zo vind je bijvoorbeeld brieven die zowel door de Fransen, als door de Engelsen en door de Amerikaanse censuur zijn geopend.
Voorbeeld van drie over elkaar geplaatste plakstroken (Frans, Egyptisch, Amerikaans)
Het meest intrigerend zijn de nummers die op de stroken zijn aangebracht, duidelijk door de individuele censors, in rood, blauw of zwart potlood. De nummers varieren van 2 tot 8 cijfers en er is geen enkel systeem in te herkennen. Volgnummers zijn het zeker niet. Hogere getallen hebben soms een veel vroegere datum dan lagere getallen. Waarschijnlijk staat het getal voor een gecombineerde code, bijvoorbeeld een paar cijfers voor de individuele censor, een stukje volgnummer, een stukje code voor de inhoud van de brief enz. Als onze vereniging een officiële codekraker heeft, dan houd ik me aanbevolen. Literatuur over deze getallen is namelijk niet bekend.
Enkele voorbeelden van de gebruikte nummers
Het hoe en waarom van moderne Franse postzegels – Cees van Rantwijk
VACANCES
Op de zegel worden drie badhokjes op wit zand, tegen een blauwe lucht afgebeeld.
Sinds 2002 geeft La Poste jaarlijks een speciale vakantiezegel uit.
De zegel is op 23 mei 2005 in de vorm van een carnet als semipermanente zegel uitgegeven. Het tarief van een carnet is 5,30 €.
Ontwerp: Nicolas Vial. Gravure: Didier Thimonier. Drukvorm: offset.
ROMANS DE JULES VERNE
Op de zes zegels worden verhalen afgebeeld: “De reis naar de maan”, “Vijf weken in een luchtballon”, “Naar het middelpunt van de aarde”, “Van de aarde naar de maan”, “Michel Strogoff”, “Twintigduizend mijlen onder zee” en “De reis om de wereld in tachtig dagen”.
De Franse schrijver Jules Verne werd geboren in Nantes (Loire-Atlantique) op 8 februari 1828.
Pas in 1862 wordt zijn eerste boek – “Vijf weken in een luchtballon” uitgegeven. Het bijzondere aan de boeken van Jules Verne is dat ze vol zijn van avonturen en wonderen. Jules Verne leefde in een tijd van grote ontdekkingen in de techniek en de wetenschap. Zo werd hij de eerste schrijver van de toekomst. Jules Verne stierf in Amiens op 24 maart 1905.
De zegels zijn op 30 mei 2005 uitgegeven ter herdenking de honderdste sterfdag van Jules Verne. De zegels zijn ook uitgegeven in de vorm van een speciaal bloc.
Ontwerp: Michel Bez. Gravure: Valérie Besser. Drukvorm: héliogravure.
COUPE GORDON BENNETT
Op de zegels worden racewagens afgebeeld.
Het is honderd jaar geleden dat het competitieve autoracen begon. De competitie werd geïnitieerd door de Fransman Gordon Bennett op het circuit van Clermont-Ferrand. Het begon allemaal in 1899.
In 1905 werd voor de zesde keer de Coupe Gordon Bennett in de buurt van Clermont-Ferrand verreden. De wedstrijd werd georganiseerd door de Franse Automobiel Associatie. Meer dan 80.000 toeschouwers en 300 internationale journalisten waren daar getuige van. De winnaar Léon Théry mag zich de eerste kampioen in deze tak van sport van de twintigste eeuw noemen. De competitie is uitgegroeid tot het huidige Formule 1 spektakel. Frankrijk mag zich de bakermat van het Formule 1 racen noemen.
De zegels zijn is op 6 juni 2005 in de vorm van een speciaal bloc als herinneringszegel uitgegeven.
Ontwerp: François Bruère. Gravure: Patte & Besset. Drukvorm: héliogravure.
LA LOI POUR LES PERSONNES HANDICAPÉES
Op de zegel wordt een hand die een menselijk figuur ondersteunt afgebeeld.
Op 30 juni 1975 was Frankrijk een van de eerste landen die de grondrechten van gehandicapten erkende en in een wet vastlegde. Dezelfde rechten, dezelfde kansen en dezelfde positie in de burgermaatschappij. Toch komt de volledige sociale integratie van gehandicapten in de maatschappij nog altijd niet van de grond.
Een voorbeeld: slechts gemiddeld 4% van het personeelsbestand bij bedrijven heeft een handicap in plaats van de in 1975 afgesproken norm van 10% en de in 1987 bijgestelde norm van 6%. Spijtig genoeg een actueel thema vandaar dat de tekst van deze wet wordt geactualiseerd om opnieuw de rechten te bevestigen en te garanderen.
De zegel is op 18 juni 2005 uitgegeven ter herinnering aan het dertig jarig bestaan van de wetgeving voor gehandicapten.
Ontwerp: Michel Granger. Gravure: Jean-Paul Cousin. Drukvorm: héliogravure.
FRANÇOIS POMPON
Op de zegel wordt het kunstwerk “L’ours blanc” afgebeeld.
François Pompon, Frans beeldhouwer, werd op 9 mei 1855 geboren in Saulieu (Côte-d’Or) als zoon van een meubelmaker.
Tijdens zijn opleiding ontmoette hij de beeldhouwer van dierfiguren Pierre-Louis Rouillard, wat wellicht de inspiratiebron vormde tot het werk waardoor hij veel later beroemd zou worden. Omdat een zelfstandige carrière als beeldhouwer niet van de grond komt, treedt hij uiteindelijk in dienst bij Rodin, waar hij na drie jaar “chef de l’atelier” wordt. Vanaf 1896 tot diens dood in 1916 werkt hij veel voor de toen beroemde beeldhouwer René de Saint-Mareaux. Pompon concentreert zich daarbij meer en meer op dierfiguren, maar een brede waardering blijft uit. Pas wanneer hij 67 jaar oud is volgt zijn grote doorbraak met de tentoonstelling van “l’Ours blanc” in gips op de Salon des artistes français. François Pompon overleed op 6 mei 1933 in Parijs.
De zegel is op 4 juli 2005 uitgegeven in het thema “kunst”.
Ontwerp: François Pompon. Gravure: Aurélie Baras. Drukvorm: héliogravure.
LE HARAS DU PIN
Op de zegel wordt de paardenstoeterij afgebeeld.
In een uitgestrekte groene omgeving ligt Haras du Pin (Orne) met de meest prestieuze Franse stoeterij. “Versailles van het paard” werd in 1715 gesticht, nadat Colbert hiervoor het initiatief had genomen. De bouw van de stoeterij mag gezien worden als een bevestiging van de koninklijke wil van Louis XIV. Tegenwoordig vervult Le Haras du Pin een viertal functies: het registreren van de geboorten van veulens, het faciliteren van fokkers, het organiseren van evenementen en het geven van adviezen aan locale autoriteiten. Haras du Pin is met 70.000 bezoekers per jaar een trekpleister voor de bezoekers van Normandie.
De zegel is op 18 juli 2005 uitgegeven als herinneringszegel.
Ontwerp: François Bruère. Gravure: Jean-Paul Cousin. Drukvorm: héliogravure.
LA ROQUE GAGEAC
Op de zegel wordt het dorp Roque-Gageac met op de achtergrond de rotswand afgebeeld.
Op 3 km ten noordoosten van Castelnaud ligt het dorp La Roque- Gageac (Dordogne), genoemd naar de gigantische rotswand die recht boven het dorp uitsteekt. Dat het wonen onder een rotswand niet zonder risico is, bleek in 1957, toen een groot rotsblok zich in enkele woningen boorde. La Roque-Gageac is een van de aantrekkelijkst gelegen dorpen aan de oever van de Dordogne.
De zegel is op 25 juli 2005 uitgegeven in het thema “toerisme”.
ntwerp en gravure: Jacky Larrivière. Drukvorm: taille-douce.
VILLEFRANCHE-SUR-MER
Op de zegel wordt de haven van Villefranche-sur-Mer afgebeeld.
Villefranche-sur-Mer (Alpes-Maritimes) is een oude stad aan de Côte d’Azur die haar oorspronkelijke karakter heeft bewaard. De smalle en steile straten zijn vaak grotendeels overdekt. Dit bood de inwoners eeuwenlang en zelfs tot in de Tweede Wereldoorlog een bescherming tegen de bombardementen. De haven wordt gedomineerd door de citadel, daterend van eind zestiende eeuw. Villefranche-sur-Mer is een ideale aanlegplaats voor natuurliefhebbers.
De zegel is op 6 juni 2005 uitgegeven in het thema “toerisme.
Ontwerp: Thierry Mordant. Gravure: Jean- Paul Cousin. Drukvorm: héliogravure.
CHARTE DE L’ENVIRONNEMENT
Op de zegel worden de eigenschappen van het gezonde leefmilieu op een rol perkament ontvouwd.
Op 1 maart 2005 zijn tien artikelen aan de Franse Grondwet toegevoegd. Deze tien artikelen, geredigeerd door Yves Coppens, omschrijven het handvest voor het leefmilieu in termen van rechten en plichten van de burgers.
Samengevat komt dit neer op het recht om te leven in een gezonde leefomgeving en de plicht om bij te dragen aan het verbeteren van de leefomgeving. De President van Frankrijk heeft een aantal malen aangegeven dat de huidige generatie waarschijnlijk de laatste is die het leefmilieu nog kan behoeden voor de definitieve vernietiging ervan.
De zegel is op 6 juni 2005 uitgegeven in het thema “natuur.
Ontwerp: Christian Broutin. Gravure: Claude Jumelet. Drukvorm : héliogravure sur papier recyclé alga carta naturale verde.
NAISSANCE
Op de zegels worden twee babies die op een bloem liggen te slapen met de teksten “C’est un garçon” en ” C’est une fille” afgebeeld.
De zegels zijn op 18 juni 2005 in de vorm van een carnet als semi-permanente zegel uitgegeven. Het tarief van een carnet is 5,30 €.
Ontwerp: Anne Geddes. Gravure: Aurélie Baras. Drukvorm: offset.
BERLIN
Op de zegels worden de Brandenburger Tor, de Gedächtniskirche, de Reichstag en de Philharmonie afgebeeld.
Na Rome, Luxemburg en Athene is het dit keer de beurt aan Berlijn. Van alle Europese hoofdsteden is Berlijn de meest culturele te noemen.
De Brandenburger Tor is de grens van het oude centrum van de stad. De bouw van de Tor werd afgerond in 1795. Bovenop de Tor staat een sculptuur van een Griekse strijdwagen met daarin de Godin van de overwinning, Victoria. Dit gedeelte van de poort werd in 1806 door Napoleon meegenomen naar Parijs, acht jaar later bracht een Duitse maarschalk het weer terug. De huidige sculptuur is een replica, het origineel werd tijdens de Tweede Wereldoorlog vernield. Tijdens de Koude Oorlog werd hier begonnen met de bouw van de Muur en hier staken in 1989 de eerste Ossi’s de grens over naar West- Duitsland.
De Kaiser Wilhelm Gedächtniskirche werd in 1895 gebouwd door Wilhelm II als eerbetoon aan zijn grootvader, keizer Wilhelm I, en als symbool voor de eenheid van de Pruisische Kroon en de Kerk. Het bouwwerk werd verwoest in 1943: alleen de westertoren bleef overeind en is nu een van de symbolen van de stad. Om het uur weerklinkt vanaf de oude toren, ook wel de “holle tand” genoemd, een melodie van Lodewijk Ferdinand, de achterkleinzoon van de laatste Duitse Keizer.
De Reichstag is sinds 1999 weer de zetel van het Duitse parlement. Moderne architectuur gaat hier hand in hand met een eeuwenoud monument. Op het oude gebouw is een enorme glazen koepel gezet. In 1933 brandde de Reichstag voor een groot gedeelte af. De Nederlander Marinus van der Lubbe werd ervoor gearresteerd. Zelf gaf hij toe de brand gesticht te hebben, maar er zijn veel historici die denken dat de Nazi’s het gebouw zelf in brand hebben gezet. Of Van der Lubbe het nu wel of niet heeft gedaan, zal wel nooit meer opgehelderd worden. Feit is wel dat de Reichstag-brand de aanzet was voor Hitler om de noodtoestand uit te roepen. Daarmee begon in feite de Nazi-dictatuur.
De Philharmonie is de bekendste concerthal van Berlijn, het thuis van het wereldberoemde “Berlijns Philharmonisch Orkest”. De hal heeft een vreemd gouden dak dat in 1963 werd ontworpen door Hans Scharoun.
De zegels zijn in de vorm van een minifeuille van 4 zegels op 29 augustus 2005 uitgegeven in het thema “Europese hoofdsteden”.
Ontwerp: Pierre-André Cousin. Gravure: Valérie Besser. Drukvorm: héliogravure.
VICTOR BALTARD
Op de zegel wordt het parapluachtige marktpaviljoen “Pavillon Baltard”, gelegen in Nogent-sur-Marne, een voorstad ten oosten van Parijs, afgebeeld.
De Franse architect Victor Baltard werd op 10 juni 1805 in Parijs geboren. In 1833 wint hij de grote prijs van de School van de Schone Kunsten. Zijn bekendheid als stadsarchitect van Parijs dankt hij aan de uit staal opgetrokken oude Hallen in het hart van Parijs waar hij bijna dertig jaar (1844-1874) van zijn leven aan gewerkt heeft. De oude Hallen zijn in de jaren zeventig van de vorige eeuw afgebroken. Victor Baltard overleed op 13 januari 1874 in Parijs.
De zegel is op 19 september 2005 uitgegeven in het thema “kunst”.
Ontwerp en gravure: Claude Jumelet. Drukvorm: taille-douce.
Tarieven
- 0,48 € – ÉCOPLI tot 20 gram in het binnenland en naar DOM-TOM.
- 0,53 € – brief tot 20 gram in het binnenland en naar DOM-TOM.
- 0,55 € – brief tot 20 gram naar landen behorend tot Zone A (Europese Unie en Zwitserland).
- 0,75 € – brief tot 20 gram naar landen behorend tot Zone B (landen buiten de Europese Unie en Afrika).
- 0,90 € – brief tot 20 gram naar landen behorend tot Zone C.
- 0,64 € – ÉCOPLI van 20 tot 50 gram in het binnenland.
- 0,82 € brief van 20 tot 50 gram in het binnenland
- 1,00 € brief tot 40 gram naar landen behorend tot Zone A.
- 1,22 € brief van 50 tot 100 gram in het binnenland.
- 1,98 € brief van 100 tot 250 gram in het binnenland.
- 5,00 €. brief (courrier international économique) van 500 tot 750 gram naar landen behorend tot zone A.
De te onderscheiden zones zijn:
- France métropolitaine (incl. Monaco en Andorra)
- DOM = départements d’Outre Mer (Guadeloupe, Martinique, Guyane, Réunion)
- OM = Territoires d’Outre Mer (St Pierre et Miquelon, Mayotte, Nouvelle Calédonie, Wallis et Futuna, Polynésie, TAAF)
- Zone A = Europese Unie + Zwitserland + San Marino + Vatikaan + Liechtenstein + Madeira
- Zone B = Rest van Europa + Afrika Zone
- = Azië, Amerika, Oceanië